Factor 04 Woonsituatie ouders

Wat is de woonsituatie? Denk aan wel of geen woning, geschiktheid woning voor verblijf kind, reisafstand voor kind tussen ouders, enzovoort. 

Deze pagina hoort bij de Familiescan bij scheidingen. De Familiescan helpt professionals om een eerste indruk te krijgen van de brede context rond een scheiding. De website Familiescan bij scheidingen is de opvolger van de app met dezelfde naam. De doorontwikkeling werd gedaan door Altra (onderdeel van iHUB) in samenwerking met negen gemeenten in de regio Hart van Brabant. Voor meer informatie over eigenaarschap en voorwaarden voor gebruik van de Familiescan, zoek contact met Olaf Goorden via o.goorden@altra.nl

Achtergronden

Na een scheiding wonen de meeste kinderen bij één of afwisselend beide ouders. In minder voorkomende gevallen woont een kind in een pleeggezin of tehuis. Vaak bestond die situatie dan al voor de scheiding. In uitzonderlijke gevallen bestaat de situatie dat het kind op één adres blijft wonen en de ouders om de beurt bij het kind inwonen, maar meestal zijn het de kinderen die van woonplek wisselen.

Als een kind niet (ongeveer) evenveel verblijfstijd bij beide ouders heeft worden vaak termen inwonende en uitwonende ouder gebruikt. De ouder bij wie het kind het grootste deel van de tijd woont, wordt vaak de inwonende ouder genoemd. De ouder bij wie het kind niet of een kleiner deel van de tijd woont, heet dan de uitwonende ouder. Los van hoe de verblijfstijd verdeeld is, kan het kind na een scheiding te maken krijgen met een nieuw samengesteld gezin of twee. Dit kan zowel een positieve als negatieve invloed hebben.

Hoe dan ook is regelmatig contact tussen ouder en kind essentieel om een goede band te krijgen en/of in stand te houden. Een goede band tussen kind en beide ouders is een belangrijke beschermende factor in het voorkomen van problemen op de korte er lange termijn. Het is een voorspeller van hoger welbevinden, wat weer een voorspeller is voor het voorkomen van bijvoorbeeld gezondheidsproblemen en depressies. Dit geldt ook in geval ouders uit elkaar gaan. Recent onderzoek suggereert zelfs dat een goede band tussen ouders en kind van grotere (positieve) invloed op het kind is dan dat ruzies tussen de ouders een negatieve invloed hebben op het kind.

Waar het kind na de scheiding gaat wonen en in welke tijdsverdeling bepalen ouders en kinderen in de ideale situatie samen. Dit leggen ze vast in een ouderschapsplan. Er kleven zowel positieve als negatieve kanten aan het wonen in twee huizen. Als de ouders voldoende samenwerken en hun kind stimuleren en ondersteunen, kunnen kinderen ook op zeer jonge leeftijd al goed opgroeien in twee huizen. Bij het bepalen van het beste woon-/wisselscenario spelen allerlei factoren in de woonsituatie een rol. Wie heeft gezag? Wat is de sociaal economische situatie van ouders? Speelt verblijfsstatus een rol? Zijn de woonplekken geschikt om te voorzien in veiligheid, stabiliteit, basisverzorging en ontwikkelingsbehoeften, passend bij het kind? Hoe zagen het systeem en de dagelijkse routine eruit voor de scheiding? Is er een oplossing nodig om de afstand tussen ouders, naar school en vriendjes te overbruggen? Is er geluisterd naar wat het kind zelf graag wil? Bijkomende gevolgen van een scheiding zoals financiële problemen en er als ouder opeens alleen voor staan na een scheiding kunnen van grote invloed zijn op de fundamentele en praktische kanten van de woonsituatie.

Het is belangrijk om de woonsituatie al zo vroeg mogelijk in het traject in kaart te brengen. Een woonsituatie hoeft niet perfect te zijn, maar goed genoeg om recht te doen aan wat een kind nodig heeft, zodat de band tussen kind en beide ouders in stand kan blijven en/of verder vorm kan krijgen.

Instrumenten en technieken bij informatieverzameling

Voor de hand liggende bronnen om informatie te verzamelen zijn: cliëntdossier, gesprekken met ouders (bij voorkeur samen), gesprekken met het kind, gesprekken met informanten uit het netwerk (leerkracht, familie, huisarts, enzovoort) en gesprekken met eventuele verwijzer en andere betrokken professionals. Overweeg om advies te vragen aan een gedragswetenschapper of andere professional met specialistische kennis op scheiding of een thema waarover je twijfelt.

Om zicht te krijgen op deze factor kun je daarnaast gebruik maken van onder andere:

  • Instrumenten om de samenstelling van de gezinssystemen voor en na de scheiding, en van het netwerk in kaart te brengen (zoals een bolletjesschema, genogram of netwerkkaart).
  • Tijdlijn
  • Zelfredzaamheidsmatrix ter verdieping

Mogelijke interventies specifiek bij deze factor

Specifiek voor deze factor kun je denken aan inzet van:

Interventies:

  • Hulp zoals geboden door (sociale) wijkteams of andere zorg-/welzijnswerkers, gericht op de aanpak van (een combinatie van) stressfactoren op één of meer leefgebieden. Denk bijvoorbeeld aan praktische ondersteuning, het vinden van een woning, versterken van het netwerk, leven zonder verblijfsvergunning, of de aanpak van schulden.
  • Indien de zorgregeling of omgangsregeling in gedrang komt, denk dan aan initiatieven gericht op faciliteren van de omgang (bijvoorbeeld vervoer, geschikte locatie, begeleiding door vrijwilliger, enzovoort).

Meer bronnen

Voor meer achtergrondinformatie over scheiding en problemen van kinderen, zie: